Meerwaarde volstaat niet voor appartement in vennootschap!

Het hof van beroep te Gent stelde in een arrest dat de kosten voor een appartement aan de kust dat een vennootschap ter beschikking stelt van haar bedrijfsleider wel degelijk aftrekbaar zijn. Gewoon omdat het een investering is die op termijn een meerwaarde oplevert.

De fiscus trok naar het Hof van Cassatie en die velde nu op zijn beurt een arrest. Hof blijft echter bij zijn strikte interpretatie van de bezoldigingstheorie (Cass. 21 oktober 2022, F.20.0124.N) en neemt geen genoegen met een eventuele latere meerwaarde.

Kosten zijn maar aftrekbaar als ze gedaan worden om belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden. Het appartement werd evenwel privé gebruikt.

Dan wordt meestal voorgehouden dat de kosten toch gemaakt zijn om belastbare inkomsten op te leveren op basis van de zogenaamde bezoldigingstheorie. De bedrijfsleider levert prestaties voor de vennootschap die bijdragen tot het belastbare resultaat ervan. Hij kan daarvoor in natura vergoed worden, bijvoorbeeld door de gratis terbeschikkingstelling van een appartement. Bijgevolg zijn de kosten die samenhangen met die bezoldiging in natura, aftrekbaar.

Maar in de praktijk is dat niet zo evident.

In de Gentse procedure had de belastingplichtige de waardestijging van vastgoed aan de kust vooropgesteld als argument. Bij een latere verkoop zou het appartement een belangrijke meerwaarde opleveren. Die meerwaarde is ook een belastbaar inkomen voor de vennootschap en op die manier is voldaan aan de voorwaarde van artikel 49 WIB 92 dat de kosten voor het appartement zijn gemaakt om (later) belastbare inkomsten te verkrijgen.

Het Gentse hof van beroep gaf de belastingplichtige gelijk. Maar het hof van cassatie stelt dat het Gentse hof had moeten nagaan of “tegenover het door de bestuurder ontvangen voordeel van alle aard werkelijke prestaties ten behoeve van de [vennootschap] staan”.

Het Hof van Cassatie verwijst zo naar de bezoldigingstheorie. Het Hof geeft bovendien een strikte invulling van de bezoldigingstheorie: aftrek van een bedrijfsleidersbezoldiging (in natura) gebeurt niet automatisch, er moet eerst bewezen worden dat de bedrijfsleider werkelijke prestaties levert voor de vennootschap en dat het voordeel in natura specifiek toegekend wordt in ruil voor die prestaties. En eventuele latere meerwaarde volstaat niet.

Her blijft bijgevolg essentieel om een bezoldiging in natura goed te documenteren.

Het Hof van Cassatie preciseert ook dat het appartement als “lusthuis” in de zin van artikel 53, 9° WIB 92 kan beschouwd worden. Die bepaling verbiedt de aftrek van kosten voor o.m. “lusthuizen” behalve indien de kosten begrepen zijn in de belastbare bezoldigingen van de personeelsleden die er gebruik van mogen maken. Dat wil dus zeggen dat de kosten in principe wél aftrekbaar zijn als die personeelsleden belast worden op een voordeel van alle aard m.b.t. dat gebruik.

Het Gentse hof stelde dat het appartement aan de kust, als vakantieverblijf, wel degelijk beschouwd moet worden als een “lusthuis” in de zin van die bepaling. Maar daaruit volgt niet dat de kosten automatisch aftrekbaar zijn van zodra er een voordeel van alle aard belast wordt. Ook de in artikel 53, 9° bedoelde kosten moeten beantwoorden aan de vereisten van artikel 49.

Het Hof van Cassatie merkt nu gewoon op dat uit de “samenhang” van alle betrokken bepalingen (art. 32, 49, 52 en 53 WIB 92 ) volgt dat ook voor de aftrek van kosten van lusthuizen voldaan moet zijn aan de voorwaarde dat het voordeel van alle aard dat als bezoldiging wordt verleend, beantwoordt aan werkelijke prestaties die zijn verricht ten behoeve van de vennootschap.